25 Grote Economen



Jean-Baptiste Say





In Fifty major economists van Steven Pressman (aanbevolen, overigens) ontbreekt de naam van de Franse econoom Jean-Baptiste Say. Doorgaans wordt hem weinig originaliteit toegeschreven, hij zou vooral het werk van Adam Smith hebben gepopulariseerd. In elk geval was zijn Traité d’économie politique uit 1803 een groot succes en werd een veel systematischer werk bevonden dan The Wealth of Nations van Smith.

Jean-Baptiste Say werd geboren in 1767 in het Franse Lyons in een familie van kooplieden en was voorbestemd voor de handel. Een deel van zijn jeugd bracht hij door in Genève en Londen. Als kind van de Verlichting verwelkomde hij de Franse Revolutie en diende zelfs enige jaren vrijwillig in het Franse leger. Na een conflict met Napoléon verliet hij Parijs om ondernemer te worden: hij begon een katoenspinnerij in Auchy-les-Hesdins, hetgeen hem geen windeieren legde. Na de verkoop van zijn aandelen kon hij als rentenier in Parijs leven. Na de Napoleontische oorlogen was hij hoogleraar politieke economie, eerst aan het Conservatoire des Arts et Metiers, later aan het College de France.

Het was de Engelse econoom John Maynard Keynes die Say in de handboeken economie deed belanden. Keynes was geen groot aanhanger van de vrijemarkteconomie en veronderstelde dat onevenwichtigheden een hardnekkig karakter konden hebben. Om zijn betoog kracht bij te zetten gebruikte Keynes de wet van Say als kop van jut. Say had namelijk in zijn loi des débouchés (wet van de afzetwegen) betoogd dat een algemene overproductie niet voor kon komen.

Say vroeg zich af of het marktsysteem voortdurend kon blijven groeien zonder dat er problemen met de afzet ontstonden. Zou er niet een lek in de kringloop kunnen ontstaan, zoals bijvoorbeeld de Franse fysiocraten voor mogelijk hadden gehouden? Volgens Say zou de afzet echter geen probleem vormen. De uitgekeerde factorbeloningen zouden altijd voldoende zijn om de productie af te nemen. Volgens een vaak geciteerde, echter niet van Say maar van Keynes afkomstige uitspraak: “Elk aanbod schept zijn eigen vraag.” Nu is het niet moeilijk in te zien dat de macro-productie en het macro-inkomen aan elkaar gelijk zijn. Dat is een kwestie van boekhouden; productie en inkomen zijn immers twee zijden van dezelfde medaille.

Maar wat zou er gebeuren als de consumenten het laten afweten en hun inkomen gingen sparen? Zou de kringloop dan niet doorbroken worden? Zou er niet een overproductie ontstaan, met als gevolg een neerwaartse spiraal? Daar was Say echter niet benauwd voor. Wie zijn inkomen niet consumeert, zorgt voor besparingen. Het toegenomen vermogensaanbod zorgt voor een dalende rente, die op zijn beurt de investeringen stimuleert. Hoewel allerlei tijdelijke verstoringen op korte termijn vervelende gevolgen kunnen hebben, komt uiteindelijk alles weer op zijn pootjes terecht.

Naast zijn wet van de afzetwegen kan nog worden gewezen op zijn voor die tijd tamelijk originele opvatting over waarde. Volgens de klassieke economen, zoals Adam Smith en David Ricardo, ontstond waarde doordat er kosten, met name arbeid, aan een product waren besteed. Nu waren er wel tegengeluiden, zoals van de Franse denker Etienne Condillac (1714-1780), die waarde vooral zag ontstaan vanuit het nut dat een product voor de consument opleverde. In die zin was Condillac een voorloper van de Oostenrijkse School. Say probeerde de opvattingen van de klassieke economen aan de ene kant en die van Condillac aan de andere kant te combineren. Hij probeerde dus een synthese tot stand te brengen tussen de objectieve en de subjectieve waardeleer. De eerste die dat na hem probeerde was Alfred Marshall in 1890. Het is de gangbare opvatting gebleven.

Behalve ondernemer en theoreticus was Say een gedreven didacticus. Zo schreef hij een, uiteraard in vraag-en-antwoord gestelde, economische catechismus.
Eerste vraag: “Que nous enseigne l’ économie politique?”
Antwoord: “Elle nous enseigne comment les richesses sont produites, distribuées et consommées dans la société.”

Na de val van Napoléon steeg Say’s ster snel. Er werden hem verschillende eerbewijzen en prestigieuze leerstoelen aangeboden. Zijn professoraat aan het College de France, de eerste leerstoel in de economie van dit instituut, kreeg hij in 1831. Het jaar daarop overleed hij.



 Voorpagina